Je komt niet aan op een galabal in je strandoutfit, dat spreekt voor zich. Omgekeerd zullen je vrienden vreemd opkijken als je het café binnenwandelt in je beste smoking. Voor (schrijf)taal is het net zo: soms moet het met toeters en bellen zijn, op andere momenten mag het wat losser. Vaak is dat een beetje koorddansen. Hoe bewaar je je evenwicht?
Regels zijn er om te breken
Recht op de m/v/x af: wanneer sla je best een informele toon aan, en wanneer een formele? Wel, het hangt ervan af. Dat is natuurlijk een beetje een onbehulpzame dooddoener, maar ook het juiste antwoord. Algemene regels zijn hier niet van toepassing, je kan zelf het beste oordelen over jouw concrete situatie. Einde verhaal? Nee, er zijn wel degelijk een aantal zaken die nuttig zijn om in je achterhoofd te houden. Sterker nog, je communicatie wordt soms net beter wanneer je de regeltjes overtreedt.
Kunt ge dat nog eens herhalen
Er is niets mis met tussentaal, we gebruiken het (bijna) allemaal. De tijden dat er op de VRT enkel Algemeen Nederlands gesproken werd, zijn al lang voorbij. Toch vermijd je het best in geschreven taal. Tussentaal oogt in de meeste gevallen nogal onverzorgd. Van dat imago wil je als bedrijf natuurlijk zo ver mogelijk vandaan blijven. Maar toch … Soms heeft tussentaal net een positief effect. Radiospots met een overduidelijk Antwerpse of Gentse stemacteur zijn schering en inslag. Ook geschreven communicatie ontsnapt niet aan de tussentaal: denk aan advertenties met een ‘volkse’ toets. Zo lanceerde de Arteveldehogeschool een campagne met de slogan “Op kot, zijde zot?!” Geen Algemeen Nederlands maar wél een goede slogan. Hoe komt dat?
Voor veel mensen is tussentaal nu eenmaal persoonlijker, het is de taal die ze zelf hanteren. Wanneer je je doelpubliek op een vertrouwde manier wilt aanspreken, behoort tussentaal dus zeker tot de mogelijkheden. Maar pas op: niet iedereen komt hiermee weg. Probeer je bedrijfsleiders te bereiken, hou je dan aan de regels. Tussentaal is wel op zijn plaats als je doelpubliek uit studenten bestaat, bijvoorbeeld. Maar wees spaarzaam, je moet ook niet overdrijven. Een slogan hier, een kwinkslag daar … Het is niet de bedoeling dat je hele tekst in tussentaal geschreven is.
Puntjes op de i
In de meeste gevallen is tussentaal een faux pas. Geen nood, ook Algemeen Nederlands biedt genoeg struikelblokken om je hoofd op te breken. De keuze tussen formele en informele taal is bijvoorbeeld niet rechttoe rechtaan. Hier hangt het er opnieuw van af: wie ben je en wie spreek je aan? Hippe (sic) marketeers durven al eens je en jij te gebruiken, advocaten springen nog liever van een rots. Die laatsten hebben zeker geen ongelijk. Niet dat ze van een rots moeten springen, maar het formele u is wel de meest veilige optie. Je zal er niemand mee voor het hoofd stoten. Dat is ook waarom de Vlaamse overheid in officiële communicatie naar de burger voor de u-vorm kiest.
Langs de andere kant komt de u-vorm wel nogal stoffig over. Op sociale media, waar de sfeer toch redelijk gemoedelijk is, gebruik je dus beter de je-vorm. Anders val je uit de toon. Ook jongeren mag je gerust tutoyeren. Communicatie die wervend moet zijn, zoals een brochure, is meestal ook gebaat bij een informele toon. Interne communicatie kan bijvoorbeeld ook in de je-vorm. We zijn immers onder collega’s, nietwaar?
Formeel of informeel, de keuze ligt niet altijd voor de hand. Uiteindelijk komt het erop aan dat je je publiek kent. Als je de context waarin je communiceert goed doorhebt, kan je zelfs wat regeltjes breken. Met mate, uiteraard. Heb je al eens kennisgemaakt met onze copywriters? Die kunnen regels breken én volgen als de beste.